Cahier 02 – Dynamische Stadsreparaties

De transformatie van de negentiende-eeuwse portieketagewoning

Marc Reniers en Machiel Spaan

De woongebouwen in de negentiende-eeuwse stad bestaan uit kleine en eenvormige etagewoningen, gestapeld en ontsloten met een portiek. Via een portiek zijn meestal vier woningen en een kleine bergingverdieping onder de kap toegankelijk. De bestaande woningen zijn – onafhankelijk van hun positie in het bouwblok – allemaal gelijk.

Het gewenste nieuwe woonprogramma wijkt af van de bestaande voorraad in deze buurten. Het benodigde woonoppervlak wordt groter (van ca. 45-50m2 naar ca. 90-110m2 GBO) en er is meer variatie in woonbehoeften en leefstijlen. Daarnaast is het autogebruik sterk toegenomen en zoeken bewoners meer relatie met de straat en de buurt. Bovendien worden hogere eisen gesteld aan de toegankelijkheid van de woning. Dit alles leidt ertoe dat de bestaande opbouw en maatvoering van het negentiende-eeuwse bouwblok en de negentiende-eeuwse woning niet meer voldoen.

De ontwerpopgave voor nieuwe woongebouwen speelt zich af binnen een sterk ingekaderd speelveld. Zowel het bouwblok, de bouwhoogte, het straatprofiel als de gevelopbouw zijn nauwkeurig vastgelegd in bestemmingsplannen en beeldkwaliteitnota’s. Naast de materialen, de relatie van het gebouw én de woning met de straat, en het open planproces met de betrokkenen, spelen de wijze van stapelen en de typologie van de woning een belangrijke rol bij deze ontwerpopgave. Vooral daarin liggen de vrijheid én de essentie van de ontwerpopgave besloten.

Slim stapelen
De doorsnede van een woongebouw in de negentiende-eeuwse stad bestaat uit vier woonverdiepingen en een kleine kapverdieping met bergingen. De diepte van de bouwblokken varieert gemiddeld tussen negen en elf meter. Wij ontdekten dat het mogelijk was ruimte voor nieuw programma te creëren door de diepte naar elf tot dertien meter te vergroten en op de bovenste laag ook woningen te situeren. Hierdoor ontstaan mogelijkheden voor grotere woningen, meer woningdifferentiatie en andere ontsluitingsvormen. De FSI van het kavel stijgt daarmee van gemiddeld 2 naar ca. 3. Daarnaast wordt onder een aantal blokken een parkeer- en bergingkelder toegevoegd, waardoor de FSI stijgt tot 3,5 à 4.
Deze verdichtingsoperatie sluit aan bij de oproep van Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol om binnenstedelijk te bouwen. De visie Prachtig compact Nederland, die in januari 2010 aan voormalig minister Cramer aangeboden is, toont ‘op overtuigende wijze de urgentie alsook de kansen, mogelijkheden en voordelen van het compact bouwen in bestaand stedelijk gebied’ .
In zijn boek Explosie van de stad, Steden vol ruimte gaat Rudy Uytenhaak ook uitgebreid in op de thematiek van verdichten in de bestaande stad. Hij schrijft daar: ‘In plaats van te spreiden zullen we moeten concentreren en bundelen. We moeten de stad weer doen leven.’ Ook pleit hij voor een efficiënt omgaan met de beschikbare ruimte: ‘Er is een noodzaak tot kwalitatieve dichtheid’.

Door de mogelijkheden in de doorsnede van het bouwblok slim te benutten, kunnen we woningen maken die toegesneden zijn op de hedendaagse eisen. De nieuwe woningen worden bijna twee keer zo groot, hebben meer ruimtelijke kwaliteit en zijn diverser en flexibeler. Bij deze ontwerpopgave zijn de oriëntatie en het uitzicht van de woning, de relatie met buiten en de eigen buitenruimte, de wijze waarop daglicht en zonlicht de woning binnentreden en de wijze waarop de woning vanaf de straat en vanuit de verkeersruimte bereikt wordt, onderdelen van de puzzel waar wij steeds nieuwe oplossingen voor bedenken.

Oriëntatie en uitzicht
De bouwblokken en straten in de negentiende-eeuwse stad zijn overwegend oost/west georiënteerd. Dit betekent dat het merendeel van de woningen een noordgevel en een zuidgevel heeft die aan de straatzijde of aan de binnenzijde van het bouwblok gelegen is. De oriëntatie van de woning en de positie van de zuidgevel zijn belangrijke uitgangspunten bij het ontwerp van de woningstapeling. Een zuidgevel aan de straat biedt hele andere mogelijkheden dan een zuidgevel aan de binnenzijde van het bouwblok.

Daglicht en zonlicht
De straatprofielen in de negentiende-eeuwse stad zijn smal: de straat is ongeveer net zo breed als de bouwblokken hoog zijn. In vrijwel alle ontwerpen hebben de nieuwe woningen op de begane grond extra verdiepingshoogte of zijn ze opgetild ten opzichte van de straat, waardoor het daglicht verder in de woning doordringt. Woningen op hoger gelegen verdiepingen, in het midden van de doorsnede, krijgen meer licht in door een extra brede of dubbelhoge gevel. Bovenin het blok krijgen de woningen ook daglicht en zon tot diep in de woning door de toepassing van een dakpatio, een dakterras of een daklicht.

Privacy
Bij grotere dichtheden en compacte stapelingen worden privacy en buitenruimte van de woning erg belangrijk. Iedere bewoner moet zich zijn woondomein eigen kunnen maken en dit kunnen afbakenen. Een buitenruimte die direct aan de leefruimte van de woning geschakeld wordt, is hierbij erg belangrijk. Woningen beneden in de stapeling kunnen gebruik maken van de straat en de tuin in het bouwblok, woningen bovenin kunnen gebruik maken van het dak door middel van dakterrassen en patio’s. Bij alle woningen is de overgang van de openbare straat naar de woning zorgvuldig ontworpen, bijvoorbeeld door de begane grondvloer iets te verhogen of een straatkamer te maken (bijvoorbeeld een ruimte met een werkplek of eetkamer, gecombineerd met de entree).

vrolikstraat-423-445-web-3

vrolikstraat-331-385-web-3

Toegang
Aan de ontsluiting van de nieuwe woningen wordt in alle ontwerpen veel aandacht besteed. Woningen op de begane grond hebben een eigen voordeur aan de straat. Woningen boven in de stapeling worden collectief ontsloten met een kleinschalige portiek of een korte galerij of dakstraat. De voordeur van een woning is duidelijk anders vormgegeven dan de deur van een toegang tot een collectieve ruimte.
De collectieve ruimten zijn zorgvuldig vormgegeven overgangen tussen de openbare straat en de privésfeer van de eigen woning. Door verschillende ontsluitingstypen te kiezen, afhankelijk van de oriëntatie en het type woning, blijven de collectieve ruimten kleinschalig en beheersbaar. Door verschillende ontsluitingstypen te combineren kunnen in een gebouw meerdere ‘doelgroepen’ (sociale huur, (middel)dure huur en/of koop) een eigen plek krijgen.
De slimme nieuwe stapelingen proberen voor alle woningen in het bouwblok unieke condities te creëren. Deze zijn overal in het blok anders. De kwaliteiten van de oriëntatie en het uitzicht, het daglicht en zonlicht, de oriëntatie op buiten en de buitenruimte, en de entree van de woning leiden op iedere plek in het bouwblok tot unieke randvoorwaarden, kansen en mogelijkheden. De slimme stapelingen leiden tot een gevarieerde ontsluiting en een gedifferentieerd woningaanbod.

Puzzelstapeling met tuin, loggia en patiowoningen
De smalle invulling aan de 2e Oosterparkstraat bevat zes koopwoningen. Door het bouwblok dieper te maken (van elf naar dertien meter) wordt het mogelijk om een verscheidenheid aan grotere woningen te maken die optimaal profiteren van hun positie in het bouwblok. Vanaf de straat worden twee doorzonappartementen ontsloten. Op de tweede bouwlaag hebben zij nog een halve verdieping ten behoeve van de slaapkamers. De vier overige woningen worden ontsloten middels een portiek. De twee dakwoningen hebben een leefruimte rondom een patio op de bovenste (vierde) verdieping. Op de verdieping eronder bevinden zich de entree en de slaapkamers. De twee woningen midden in de stapeling van het bouwblok hebben beide een woonverdieping over de gehele breedte van het bouwblok, aan de achterzijde op het zuiden en erboven óf eronder een slaapverdieping over de volledige diepte van het bouwblok.
Deze ‘Japanse puzzel’ resulteert in een compact blok met drie totaal verschillende woningtypen.
Stapeling van grondontsloten huurwoningen en een dakstraat met koopwoningen
In de Vrolikstraat hebben we een nieuw woongebouw ontworpen met 80 woningen. De onderste drie bouwlagen herbergen sociale huurwoningen met een eigen voordeur aan de straat, tuin-maisonnettes op de begane grond en dubbelbrede appartementen met een loggia op de tweede verdieping. Op de bovenste twee verdiepingen zijn maisonnettes met dakterrassen ontworpen. Dit zijn koopwoningen die door een dakstraat ontsloten worden. Deze is te bereiken via een lift en trappenhuis in het midden van het gebouw.
Op deze manier worden twee verschillende doelgroepen in één gebouw verenigd.

Stapeling van dubbellaagse en dubbelbrede woningen
Bij het woongebouw aan de 3e Oosterparkstraat hebben we op de begane grond maisonnettes ontworpen die direct vanaf de straat ontsloten worden. Daarboven zijn nogmaals maisonnettes gepositioneerd met op de derde laag een galerij aan de bezonde achterzijde. Op de bovenste, vijfde laag bevinden zich dubbelbrede, penthouse-achtige appartementen die ontsloten worden via een dakstraat. Door het ‘opknippen’ in verschillende ontsluitingssystemen, ontstaan kleinere samenhangende eenheden van ca. 12 woningen.

Verticale en horizontale stapeling
Aan het Boetzelaerplein hebben we een woongebouw ontworpen met vijftig seniorenwoningen. Een lift en korte galerijen maken alle woningen rolstoeltoegankelijk. De galerijen zijn zo ontworpen dat ze ontmoeting stimuleren doordat iedere woning een kleine buitenruimte heeft die direct gekoppeld is aan de galerij.
Voor de hoeken van het gebouw hebben we specifieke woningen ontworpen die ruimtelijk maximaal gebruik maken van hun positie. Tussen de hoeken maken acht meter brede beuken het mogelijk appartementen flexibel in te delen. Naast deze horizontale opdeling is het blok ook verticaal opgedeeld. De begane grondwoningen zijn dieper en hebben een hogere verdiepingshoogte. Op de dakverdieping zijn ‘kap-appartementen’ gemaakt. De tussenliggende lagen bestaan uit kleinere woningen die door het al dan niet plaatsen van wanden twee, drie en in een aantal gevallen zelfs vier kamers bevatten.
In de stapeling is zowel horizontaal als verticaal een grote variatie aan woningen gemaakt.

Een woontypologie als thuis
Een woonhuis maak je voor een toekomstige bewoner. Bij de projecten in dit Cahier waren de bewoners in de ontwerpfase nog niet altijd bekend. Het programma van eisen van de woningcorporatie beschrijft een functioneel programma van eisen met vierkante meters en praktische eisen. Toch hebben wij voor iedere plattegrond steeds weer nagedacht over de toekomstige bewoner. Bij iedere plattegrond hebben wij gepoogd de verschillende plekken in de woning in relatie tot elkaar vorm te geven, waarbij licht, lucht, uitzicht en ruimte steeds belangrijke criteria zijn.

Ook de grote woningbouwontwikkelaars, verzameld in de Neprom, leggen hun focus op de toekomstige stadsbewoner. Tijdens het congres ‘Zo wil ik Wonen’ in november 2009 in Rotterdam waren de belangrijkste aandachtspunten van Neprom voorzitter Peter Nordanus: het stedelijke woningtype, het consumentbewuste wonen en de keuzevrijheid voor de bewoner. In hun boek Het ontwerpen van woningen benadrukken ook Bernard Leupen en Harald Mooij dat het woningontwerp vanuit de bewoner benaderd moet worden: ’Een huis is immers pas een woning als erin gewoond kan worden’. Bewoners creëren hun eigen leefomgeving waarin zij het leven leiden zoals zij dat zelf wensen. Een woning en woonomgeving moeten uitdagen om bewoond te worden en de vrijheden van bewoning liggen voor een groot deel besloten in de plattegrond en de doorsnede van het huis. Bij het ontwerpen van een woning denken we steeds opnieuw na over de vormen van bewoning waaraan het huis ruimte moet bieden.

EIKENPLEIN-WEB-3

mokumer-web-6

Dieper, breder, hoger
De bewoner van de negentiende-eeuwse portieketagewoning leefde in een appartement van ongeveer 50 m2 groot dat bestond uit twee uit twee beuken. In de smalle beuk bevond zich het gemeenschappelijke trappenhuis met daar achter het toilet, de keuken en soms een klein kamertje. In de brede beuk was er een de voorkamer en een achterkamer met daartussen de alkoof met de slaapplekken voor het hele gezin. In de voor- en de achterkamer was de ingebouwde haard de centrale plek van de ruimte. De woningen hadden meestel een smal balkon of veranda aan de binnenzijde van het bouwblok en een berging onder de kap op de vierde verdieping. Alle bewoners hadden, ongeacht de verdieping waar ze woonde hetzelfde type appartement.
Doordat we in onze ontwerpen de doorsnede dieper hebben gemaakt, en de beukmaten hebben verbreed of de woningen over twee bouwlagen hebben ontworpen, konden we grotere woningen maken. Het dieper bouwblok leidt tot een middenzone in de woning waarin voorzieningen een plek kunnen krijgen. De voor en achterzone kunnen dan vrijer met gebruiksruimten ingedeeld worden. Een bredere woning leidt onder andere tot meer indelingsmogelijkheden aan de voor- en achtergevel. Er kunnen eenvoudig meer of minder kamers gerealiseerd worden. De brede woning over één laag heeft een grote ruimtelijke ervaring en kan op een open manier bewoond worden. Een woning over meerdere bouwlagen leidt tot een nieuw type stadswoning, waarbij het wonen, slapen en werken een plek kunnen krijgen op meerdere verdiepingen in het huis. Verschillende bewoners kunnen zich eenvoudig een eigen plek binnen de woning toe-eigenen.

Generiek en specifieke woningen
Het overzicht van plattegronden die we in de afgelopen vijftien jaar in onze projecten hebben gerealiseerd, laat nog eens goed zien dat de diversiteit groot is. Dit levert niet alleen ruimtelijk interessante woningen op maar ook een grotere keuzevrijheid voor bewoners. Zij kunnen immers kiezen uit verschillende typen woningen, waarbinnen de eigen wijze van wonen verder vormgegeven kan worden.
Bij ieder project is een aantal vrijheden mee te ontworpen, waarmee de toekomstige gebruiker zich zijn leefomgeving eigen kan maken. In een aantal projecten bereiken we dat door de woningen heel specifiek te maken en veel verschillende typen woningen aan te bieden zodat bewoners voor een specifiek woningtype kunnen kiezen. In andere projecten doen we dat door woningen juist heel generiek te ontwerpen. Dat zijn een soort cascowoningen, die door verschillende bewoners verschillend ingericht en bewoond kunnen worden. Beide benaderingen leiden tot een woningaanbod dat bewoners in staat stelt op hun persoonlijke wijze te wonen. Uiteindelijk leidt dit tot een rijke combinatie van verschillende woon- en leefstijlen op een plek.

flexibiliteit
Een nadere bestudering van onze plattegronden maakt deze tweedeling genuanceerder. Iedere woning is een ruimtelijk stelsel dat op verschillende manieren te bewonen is. Door slimme stapelingen, een dubbele breedte of een dubbele woonlaag ontstaan zoneringen in de ruimte. Een grotere woning leidt niet alleen tot meer gebruiksoppervlak, maar ook tot meer flexibiliteit. In iedere woning zijn een aantal vrijheidsgraden aanwezig waardoor de bewoner zijn huis naar eigen inzicht kan indelen. Alle woningen bevatten hierdoor een diversiteit aan ruimten en plekken, die verschillende wijzen van bewoning mogelijk maken.

Variëteit aan woningtypen
In de nieuwe doorsneden hebben wij verschillende woningtypen ontworpen. Door het grotere oppervlak per woning ontstaan meer indelingsmogelijkheden. In de verschillende ontwerpen hebben wij op allerlei manieren gebruik gemaakt van de posities in het blok, het uitzicht en de oriëntaties van de woning. Op de begane grond hebben de woningen een andere kwaliteit dan in het midden of bovenin het gebouw en op de hoek zijn ze weer anders. Door slimme stapelingen ontstaat een grote variëteit aan woningtypen die allemaal hun eigen specifieke kwaliteiten en gebruiksmogelijkheden hebben: tuinmaisonnettes, split-level staarthuizen, loggia-appartementen, casco-kern huizen, dak-patiohuizen, kernwoningen, dakterrashuizen, om- en op de hoekwoningen, penthouses, etcetera. Een aantal voorbeelden wordt hierna besproken;

Split-level straathuis
Het split-level straathuis bevindt zich op de begane grond (3,5 meter hoog) en eerste verdieping van het bouwblok. De bewoners hebben een woonruimte die als een verdiepte kamer aan de tuin ligt. Vanaf de verhoogde keukenzone die een buffer vormt tussen de straat en de woonruimte, heeft de bewoner zowel zicht over de gehele woning als zicht naar de straat en de tuin. De straatkamer kan ingericht worden als een overgangszone van de publieke straat naar het privédomein. De slaapkamers verbinden zich op de eerste verdieping. (VR1, VR3, 2eOOS, SCH, 3eOOS) [verwijzing naar projecten i.o.m. StoutKramer]

Dakpatiohuis
Het dakpatiohuis bevindt zich op de bovenste twee verdiepingen in het bouwblok. De bewoner komt het huis binnen op de derde verdieping. Op deze verdieping bevinden zich de slaapvertrekken. De indeling van deze verdiepingen is min of meer vastgelegd, al kan een slaapruimte ook eenvoudig een werk-, studie- of speelplek worden. Een open trap brengt je naar de woonruimte op de vierde verdieping.
Op deze open woonlaag met een patio in het midden kan de bewoner zijn woon- eet- en keukenruimte op verschillende manieren inrichten. De patio is door zijn centrale ligging een essentieel onderdeel in de ruimtelijke beleving van het huis. (VR1, VR3)

Om-de-hoek-woning
De ‘om-de-hoek-woning’ in het hoekblok aan de Van Beuningenstraat is heel specifiek voor de hoeklocatie in het bouwblok ontworpen. Deze woning grijpt om de woning op de hoek heen en is om die hoek heen georganiseerd. Daardoor beschikt ze over ruimten aan twee verschillende straten. De bewoner komt midden in het huis binnen en kan vanaf deze plek, in het scharnierpunt van het huis, in twee richtingen door het hele huis naar beide straten kijken. De leefruimten hebben verschillende belevingen doordat ze gericht zijn op verschillende straten, anders op de zon zijn georiënteerd en ander licht ontvangen. (BEUN)

Casco-hoekwoningen
De casco-hoekwoning is een vrij indeelbare appartement. De plattegrond is rondom een voorzieningenkern georganiseerd. De bewoner kan slaap-, woon-, eet-, kook- en studie-plekken op verschillende plaatsen realiseren. Vanuit de centrale ruimte in het huis profiteer je zowel van de zon aan de achterzijde, als van de oriëntatie op het plein op de hoek. Een groot venster in de voorgevel versterkt deze richting en geeft de bewoner een panoramisch uitzicht. (EIK)

Casco-kernwoningen
De casco-kernwoning heeft een ‘voorzieningenkern’ in het midden van de woning. De kern is de spil waaromheen de woning is georganiseerd. Door het plaatsen van wanden kan de bewoner een 1-, 2-, 3- of een 4-kamerwoning maken. Hierdoor kan de woonruimte verschillende vormen aannemen: een brede woonkamer met drie franse balkonramen aan de straatgevel op het zuiden, een doorzonwoning met de keuken in het midden, een grote L-vormige woonkamer met een ruime eetkamer of een grote leefruimte met de sanitaire kern als meubel in het middel van de ruimte. De bewoner van een woning is door de opdrachtgever vroegtijdig bij het proces betrokken waardoor hij veel invloed heeft gehad op de indeling van zijn woning. (BEUN, VR4)

Dubbelbreed tussenhuis
Het dubbelbrede tussenhuis is een alternatief voor de maisonnette en bestaat uit twee traveeën op één verdieping. De bewoner komt zijn huis binnen in het midden van de plattegrond. De opzet van de woning is open en de indeling is flexibel. De woning heeft een lange voorgevel op het zuiden. Franse balkondeuren en een loggia maken het mogelijk in de zon te zitten zonder de woning te verlaten. De brede opzet van het huis geeft de bewoner veel indelingsmogelijkheden en keuzes in het maken van extra kamers.

Toekomst voor het stedelijk wonen
De woningbouwvoorraad in de negentiende-eeuwse stad moet worden aangepast aan hedendaagse en toekomstige wensen. De bestaande context kan daarbij inspiratie bieden voor vernieuwing. Herstel van de stad betekent niet alleen weer terugbrengen in de oorspronkelijke staat maar ook innoveren. Het gaat om dynamische reparaties.
Door slim te stapelen en creatief om te gaan met beukmaat en ontsluitingsvormen, ontstaat een verscheidenheid aan nieuwe woningtypen die verschillende doelgroepen aanspreekt. De woningen zijn bovendien groter en van hogere ruimtelijke kwaliteit dan voorheen, en ze kunnen in de toekomst eenvoudig aan nieuwe wensen worden aangepast.
Door de overgangen tussen privé, collectief en openbaar zorgvuldig te ontwerpen, kunnen de verschillende doelgroepen prima in een blok samenwonen Door deze precieze én dynamische stadsreparaties kan de negentiende-eeuwse stad ook in deze nieuwe eeuw tegemoet komen aan de woonbehoefte van een grote variatie aan stadsbewoners.