Cahier 01 – Het Gewortelde Gebouw

Pionieren in de stad

De sociale dynamiek van Amsterdamse uitbreidingswijken

Door Tineke Lupi

Amsterdam kent een lange geschiedenis van stadsuitbreidingen, in het bijzonder de traditie van het maken van land uit water. Waar de oudste delen van de stad min of meer organisch ontstonden op basis van particuliere ondernemingen, zijn de wijken van de afgelopen honderd jaar nauwkeurig gepland. Idealen over het leven in deze wijken spelen daarbij een belangrijke rol. In het bijzonder de Westelijke Tuinsteden en de Bijlmermeer zijn gebouwd langs stedenbouwkundige ideeën over de maakbaarheid van de samenleving via fysieke ingrepen. Bij hun oplevering werden deze uitbreidingsgebieden als steden van de toekomst gepresenteerd, toch gelden ze vandaag de dag als een mislukking. De bewoners zaten niet te wachten op de gedwongen samenlevingsopbouw, en op de tekentafel bedachte structuren hielden de wijken dusdanig gevangen dat ze niet konden inspringen op onverwachte sociale processen (Lupi, 2005).

De mythe van het nieuwe land
Met dit verleden in het achterhoofd is de ontwikkeling van het Oostelijk Havengebied en IJburg in de jaren negentig anders aangepakt. De bestaande stad wordt hier niet als chaotisch en passé terzijde geschoven, maar in navolging van critici als Jane Jacobs juist omarmd als basis voor een levendig gebied. Het streven is stedelijkheid te creëren, hetgeen vertaald wordt in een hoge bebouwingsdichtheid, functiemenging en zo veel mogelijk diversiteit in bebouwing en bewoners, zoals in de oude stadswijken. Zo vergelijkt Adriaan Geuze, de stedenbouwkundige van Borneo Sporenburg, deze eilanden met de Jordaan. En moet IJburg volgens de planners een Amsterdam op zakformaat worden met grachten en parken, winkels en kroegen, allerhande type woningen en een bevolking van arm tot rijk en wit tot zwart. In beide wijken wordt verondersteld dat het alom aanwezige water het gebrek aan groen zal compenseren.
Doelen als gemeenschapsvorming, zoals die in oude uitbreidingswijken nog centraal stonden, blijven in de plannen van de jaren negentig grotendeels achterwege. In één van de ontwerpen voor IJburg wordt expliciet gebroken met de zogenaamde wijkgedachte en gesteld dat de bewoners voornamelijk individualistische stedelingen zullen zijn die weinig met hun buren op hebben. Daarentegen heerst er wel een groot geloof in het effect van de fysieke structuur op de identiteit van de wijk, hét wapen in het aantrekken van de gewenste bewoners.
In vakkringen wordt algemeen positief over de nieuwe Amsterdamse uitbreidingswijken gedacht, de projecten gelden als een groot succes. De vraag is hoe de bewoners hier tegenaan kijken en of de gebieden in tegenstelling tot hun voorgangers beter om kunnen gaan met sociale dynamiek. Inmiddels is het tien jaar geleden dat de huizen op Borneo Sporenburg werden opgeleverd en ook op IJburg hebben de eerste bewoners zich ruim zes jaar geleden gevestigd. De wijken zijn volop tot leven gekomen en kunnen dus onder de sociologische loep gelegd worden.

Het leven op Borneo Sporenburg
In puur fysieke zin is Borneo Sporenburg ouder dan alle nieuwe wijken van de vorige eeuw. In feite is het ook geen uitbreidingswijk, maar een transformatiegebied. De eerst herontwikkelde gedeelten van het Oostelijk Havengebied werden nog gedomineerd door sociale huurwoningen wat zorgde voor een mengeling van lagere middenklasse gezinnen, kunstenaars en krakers (Kompier, 1993). Deze laatste twee groepen werden aangetrokken door de onbeheerde pakhuizen die het gebied tot stedelijke rafelrand maakten en het imago creëerden van een stukje Amsterdam waar alles mogelijk was. De havenstructuur bood niet alleen onderdak aan hun activiteiten, maar de industriële architectuur versterkte ook hun creativiteit zo meenden de kunstenaars. Mede daarom volgden ze de herontwikkeling van de wijk met grote bezorgdheid. De sfeer van het gebied mocht niet verloren gaan aan saaie nieuwbouw voor de bemiddelde Amsterdammer. Vanuit deze betrokkenheid zetten de eerste bewoners in 1989 het Wijkcentrum Havens Oost op wat onder andere de Kadekrant ging uitgeven.

De gemeente onderkent de industriële schoonheid van het Oostelijk Havengebied, maar blijft bij de beslissing het tot woongebied om te vormen. Hierdoor wordt het begin jaren negentig als Vinex-locaties aangewezen. Dit leidt ertoe dat het gebruikelijke ‘bouwen voor de buurt’ naar verschuift naar ‘bouwen voor de markt’ en het Oostelijk Havengebied de eerste wijk in Amsterdam wordt waar private partijen naast de gemeente een belangrijke vinger in de pap hebben. In dit proces mengen zich ook de nog zittende krakers en woonbootbewoners die alternatieve ontwerpen aandragen. Uit de discussie die ontstaat volgt een nieuwe structuur waarin verschillende architecten de wijk vorm geven.
Door de gezamenlijke marktpartijen wordt het Oostelijk Havengebied voornamelijk voorgesteld als een wijk voor jonge, hoogopgeleide en kapitaalkrachtige Amsterdammer, een relatief nieuwe groep in de stad. Als blijkt dat het Java- en KNSM-eiland voornamelijk alleenstaanden en stellen trekt, vreest de gemeente echter dat er teveel een yuppenwijk aan het ontstaan is. Om dit proces te keren, worden op Borneo Sporenburg eengezinswoningen gebouwd waarvan enkelen in de sociale huursector. De eilanden zijn niettemin in architectonisch opzicht een van de meest experimentele delen van het Oostelijk Havengebied. Zo krijgen kopers er de voor Amsterdam unieke optie een eigen huis te ontwerpen en is ook in de indeling van verschillende huizen ongebruikelijk.

De diversiteit in woningtypen, met name de sociale huur en koopwoningen, zorgt voor verschillen tussen de bewoners in levensstijl en sociale achtergrond. In de eerste fase is hier nog weinig van te merken. In het algemeen is men erg tevreden over de nieuwe woning, in het bijzonder het uitzicht, de nabijheid van het water en de architectuur op de eilanden. De bewoners voelden zich duidelijk aangetrokken tot de sfeer en uitstraling van de wijk. Het is voor hen een herkenbare plek die bijdraagt aan hun identiteit als zelfbewuste stedelingen.
De woonomgeving laat echter voor velen nog te wensen over, en de oude en nieuwe bewoners van het Oostelijk Havengebied trekken daarbij samen op. Zo protesteert men gezamenlijk tegen de vertraging van de plannen en de voortdurende overlast van de bouwwerkzaamheden. Ook richt men verschillende clubs en verenigingen op en maakt men zich samen hard voor de komst van meer voorzieningen. In het algemeen voelen de bewoners zich erg betrokken bij hun nieuwe wijk. Ze zien zichzelf enerzijds als vooruitstrevende pioniers maar anderzijds als vergeten element in de mooie plannen voor het gebied.
Naarmate de wijk zich meer ‘uitontwikkeld’ en ook de bewoners zich meer settelen, beginnen de onderlinge verschillen duidelijk te worden en veranderen de sociale verhoudingen. De krakers en kunstenaars van het oude Oostelijke Havengebied zijn inmiddels verdwenen en de jonge tweeverdieners krijgen duidelijk de overhand. Ze zijn zeer op Amsterdam gericht voor hun werk en sociale leven en hebben met name voor de wijk gekozen vanwege de ligging. Privacy is voor hen erg belangrijk en ze zijn dan ook weinig actief in de bewonersorganisaties. Daar tegenover staan de sociale huurders die veel meer op hun buurt gericht zijn. Ze gaan veelvuldig met hun medebewoners om en veel buurtjongeren hangen in groepjes op straat (Schepers, 1999; Bosch & Gadet, 2002).
Hier tussenin bevinden zich de gezinnen op Borneo Sporenburg. Ook zij zijn, net als de jonge tweeverdieners, in het algemeen hoogopgeleid en relatief kapitaalkrachtig. Ze hebben voor de wijk gekozen omdat ze graag groter wilden wonen, maar hiervoor niet naar een buitenwijk wilden verhuizen. Het wonen in een onderscheidende stedelijke omgeving is voor hen zeer belangrijk. Lia Karsten en Stella Blom die deze bewoners onderzochten, omschrijven hen als Young Urban Professional Parents, een nieuwe groep stedelingen die gezin en carrière combineert (Karsten & Blom, 2002). Dit uit zich in een bijzondere levensstijl waarin de focus op de stad gecombineerd wordt met een sterke binding aan de buurt. De gezinnen trekken relatief veel met elkaar op uit vriendschappelijk maar ook functioneel oogpunt. Zo wordt er veelvuldig op elkaars kinderen gepast. Tevens zorgen de in de buurt aanwezige voorzieningen ervoor dat de directe woonomgeving een belangrijke basis is voor het gezinsleven. Dit alles maakt dat deze groep bewoners zich erg thuis voelt op Borneo Sporenburg.

De verschillen tussen de bewoners zorgen soms voor fricties. Zo klagen de jonge gezinnen over de overlast die de jongeren uit de sociale huur volgens hen veroorzaken. Deze situatie komt vooral voort uit de krap bemeten ruimte in het Oostelijk Havengebied en in het bijzonder op Borneo Sporenburg waar de bewoners steeds tegenaan lopen. In tegenstelling tot de verwachtingen van de planners zijn de mensen van het eerste uur namelijk niet naar ruimer opgezette buitenwijken verhuisd, maar bleven ze als gezin in de buurt. Dit leidt tot een veel grotere vraag naar scholen, kinderdagverblijven en speelvoorzieningen dan gepland. Aan het idee dat water compenseert voor gebrek aan groen hebben veel bewoners, en met name hun kinderen, dan ook weinig boodschap.
Ondanks de nadruk op diversiteit en functiemenging in de ontwerpen biedt de wijk nauwelijks gelegenheid om in te spelen op de sociale dynamiek. Ook blijft de gemeente vasthouden aan de in de jaren negentig gemaakte plannen. De bewoners laten zich hier echter niet door tegenhouden. Onderzoekers van de Dienst Ruimtelijke Ordening stelden enkele jaren geleden dat het gemis aan open ruimte en groen het thuisgevoel in de wijk zou frustreren, maar vooralsnog lijkt hiervan geen sprake (Bosch & Gadet, 2002). Eerder proberen de bewoners de omgeving naar hun hand te zetten en zich de ruimte toe te eigenen. Zo hebben op Borneo Sporenburg bijvoorbeeld diverse mensen, ondanks de smalle straten, bankjes voor hun huis geplaatst. Ook bouwen ze veelvuldig hun huizen uit, waaruit blijkt dat ze erg gebonden zijn aan hun woonplek, zowel wat betreft de buurt als hun specifieke huis. Uit angst voor aantasting van het oorspronkelijk ontwerp heeft de gemeente de aanpassingen jarenlang tegengehouden, maar de aanhoudende protesten van de bewoners deden hen toch overstag gaan.
Een tekenend voorbeeld van de strijd om de ruimte zijn de langdurige verzoeken om meer speelgelegenheden in de buurt. Mede daarom hebben de bewoners van Borneo Sporenburg zich massaal tegen de bouw van de Fountainhead gekeerd. Op de plek waar dit gebouw moet komen ligt nu het enige trapveldje van de buurt. Bovendien vinden veel bewoners een dergelijk kolossaal gebouw niet in de laagbouwstructuur van hun eiland passen. Vooralsnog gaat de ontwikkeling gewoon door, maar de Vereniging Stop Fountainhead verzet zich met steeds meer succes tegen de plannen.

Pionieren op IJburg
De bouw van IJburg lijkt in veel opzichten op de herontwikkeling van het Oostelijk Havengebied. Ook deze wijk bestaat uit kunstmatig aangelegde eilanden waar een nieuwe stedelijk georiënteerde uitbreidingswijk is gepland. Dit betekent hoge dichtheden, strakke gevels en veel menging van functies en woningtypen. Het grote verschil is dat IJburg in alle opzichten nieuw is, tot eind jaren negentig stroomde er nog water. Ook kent het project een aanzienlijk grotere schaal. Uiteindelijk moeten op de zeven eilanden 45.000 mensen komen te wonen, terwijl het Oostelijk Havengebied thans circa 17.500 bewoners kent. De ontwikkeling van de wijk is dan ook opgedeeld in verschillende fasen, waarvan de eerste inmiddels bijna is afgerond.

Op IJburg wordt eveneens hoofdzakelijk gebouwd voor de markt, hetgeen betekent dat de hoofdstroom bestaat uit koopwoningen en een klein deel uit sociale en particuliere huur. In de eerste bouwfase zijn deze woningtypen tot op portiekniveau in de verschillende bouwblokken gemengd. Ook waren uit de wens voor zo veel mogelijk diversiteit talloze architectenbureaus ingehuurd die werden uitgedaagd zo veel mogelijk te experimenteren. Al in een vroeg stadium stuitten de ontwerpen echter op verzet. Zo wijten de marktpartijen de trage verkoop aan de ver doorgevoerde menging en voor de consument te ingewikkelde concepten. Het gebrek aan inlevingsvermogen met de toekomstige bewoners wordt volgens hen het best geïllustreerd in een blok waarvoor geen buitenruimtes waren ontworpen en de architect voorstelde fietsen gewoon omhoog te takelen.
Ook in de gemeente komt men tot de conclusie dat men te ver is gegaan in de wensen voor de fysieke structuur van IJburg. Als de woningmarkt in 2002 in een stevige dip raakt besluit men de plannen ingrijpend te wijzigen. Diverse blokken krijgen een complete herontwikkeling, waarbij ook de interne menging van woningtypen wordt verminderd. Tegen deze achtergrond trekken vanaf begin 2003 de eerste IJburgers in hun huizen. Wat betreft hun achtergrondkenmerken lijken ze sterk op de eerste bewoners van Borneo Sporenburg. Ook zij zijn jong en hoogopgeleid en hebben doorgaans een goede baan in de stad of de directe omgeving. Voor ze naar IJburg verhuisden, woonden ze in appartementen in de oude buurten van Amsterdam waar ze met het oog op gezinsuitbreiding niet konden blijven. IJburg bood hen precies wat ze zochten: het comfort van een nieuwbouwwijk binnen de grenzen van Amsterdam, al moesten velen wel even aan het idee wennen naar een Vinex-locatie te verhuizen. De wijk biedt echter nog meer dan Borneo Sporenburg de gelegenheid om hun levensstijl als Young Urban Professional Parents tot uitdrukking te brengen. De eerste IJburgers beschouwen hun woonomgeving als een belangrijke basis voor het grootbrengen van hun kinderen en hebben daardoor een grote binding met de buurt. In de eerste plaats uit zich dit in het gebruik van voorzieningen, de betrokkenheid van ouders bij de scholen en kinderdagverblijven en de initiatieven die bewoners zelf nemen om faciliteiten op te zetten. Een kleinschalige bakkerij, peutergym en de watersportvereniging zijn enkele voorbeelden.
Ook sociaal is de wijk voor velen van belang, al blijven de meeste IJburgers voor hun hechte sociale contacten op andere plaatsen gericht. De woonomgeving vervult met name een rol als gemoedelijke achtervang waar iedereen elkaar oppervlakkig kent en veelvuldig groet, maar niet constant bij elkaar over de vloer komt. Vrijwel alle bewoners hechten aan deze dorpse omgangsvormen waarin ze het bewijs zien dat het in IJburg anders kan dan de rest van de stad. Naarmate er meer woningen worden opgeleverd beperkt de gemoedelijke sfeer zich echter tot de eigen straat of blok. En waar praatjes maken vrij algemeen is laat figuur 1 zien dat meer vriendschappelijke contacten weinig voorkomen.
Zeker de mensen die in de eerste twee jaar op IJburg komen wonen voelen zich geroepen een steentje aan de ontwikkeling van de wijk bij te dragen. Daarmee hopen ze het te vormen tot een voor hen ideale woonomgeving waar de ongemakken van de bestaande stad aan voorbij gaan. Zowel op individuele basis als in georganiseerd verband laten de bewoners van zich horen als het gaat over het achterblijven van voorzieningen. Ook proberen ze de buurt een beetje schoon, heel en veilig te houden. Zo bestaat er nog voor de eerste huizen werden opgeleverd een levendige website waaruit zich al snel een bewonersvereniging ontwikkelt. Deze vormen van betrokkenheid hebben evenwel een relatief vrijblijvend karakter en na twee jaar actief pionieren bloeden de clubjes langzaam dood. Alleen bij acute problemen komt men nu in actie.

In het algemeen voelen de eerste IJburgers zich erg thuis in hun nieuwe wijk en menigeen toont zich ook trots op de wijk, zoals te zien in figuur 2. De bewoners prijzen uitvoerig de ruimte en het water om hen heen én de ligging aan de rand van Amsterdam. Wat betreft de architectuur wordt de wijk veelvuldig vergeleken met het Oostelijk Havengebied dat bijna alle IJburgers als mooi, afwisselend en karakteristiek bestempelen. De wijk heeft echter wel een eigen uitstraling die het net weer een beetje anders maakt.
Het gevoel bijzonder te zijn wordt nog versterkt doordat de eerste IJburgers te maken kregen met een negatieve publieke opinie en een tijd lang het gevoel hadden ‘in the middle of nowhere’ te wonen. Als reactie construeerden de bewoners een collectief verhaal over de wijk als een uitzonderlijke plek in de luwte van de stad waar zij als uitverkorenen mogen wonen. Waar de planners en ontwerpers nadruk legden op de stedelijkheid van IJburg, benadrukken de pioniers juist de suburbane rust en ruimte op fietsafstand van de Nieuwmarkt.
Naarmate de wijk langzaam volgebouwd raakt, komt de stad steeds dichterbij, iets waar de eerste bewoners niet onderverdeeld positief tegenover staan. Zo wordt de oplevering van enkele blokken met sociale huurwoningen en de vestiging van een sociaal wijkrestaurant met gemengde gevoelens ontvangen. Ook de herontwikkeling van verschillende blokken kan door veel bewoners op weinig instemming rekenen, ze zouden de exclusieve uitstraling van de wijk teniet doen. Op zich hechten de meeste IJburgers grote waarde aan een diverse wijk, maar ze vrezen ook voor verloedering en aantasting van de ruimtelijke identiteit.. Deze angst blijkt deels terecht als de net opgeleverde scholen in snel tempo segregeren, er hangjongeren in de straten verschijnen en de criminaliteit toeneemt.
Dat er een tijd lang nauwelijks wordt ingesprongen op deze stedelijke problemen ligt mede aan de instelling van de ontwerpers, bouwers en bestuurders. Er is geen visie op de sociale dynamiek van IJburg en net zoals in het Oostelijk Havengebied blijven de oorspronkelijke plannen het uitgangspunt, ook al zijn die inmiddels ruim tien jaar geleden gemaakt. Ruimte om in te springen op onverwachte ontwikkelingen, zoals ook hier het hoge aantal kinderen, is er niet. Ook staat met name de gemeente erg afwijzend tegenover de wensen, klachten en initiatieven van de bewoners. Het duurt daarom lang voordat er adequaat beheer wordt gevoerd in de wijk. Net als de pioniers dichten veel bestuurders IJburg een status aparte toe en pas na enige tijd dringt het door dat de ontwikkeling zich niet in een vacuüm voltrekt.

De maakbaarheid van de uitbreidingswijk
Zowel Borneo Sporenburg als IJburg fungeren als gezinswijken in de luwte van de stad. De bewoners waarderen de stedelijkheid én de eilandstructuur van beide wijken die het een duidelijk onderscheidbaar gebied maken. Ook de architectuur wordt door velen als een belangrijke waarde voor hun binding met de buurt ervaren. Hierin komen de opvattingen van de pioniers overeen met de idealen van de ontwerpers over het leven in de wijk. Waar die echter geen rekening mee gehouden hadden was het belang dat de bewoners hechten aan de relatieve rust in de wijk en hun intensieve ruimtegebruik. Hier botst de sociale dynamiek met de sterk op fysieke diversiteit gerichte plannen.
Door stadssocioloog Susan Fainstein (2005) is de diversiteitsmantra van de jaren negentig wel het nieuwe dogma van de stedenbouw genoemd. Net als alle planners in de jaren vijftig en zestig geïnspireerd waren door het modernisme van Le Corbusier, lijken ze vandaag de dag zijn critica Jane Jacobs omarmt te hebben. Men heeft echter maar naar een deel van haar pleidooi geluisterd, want hoewel Jacobs hoog opgaf over een gevarieerde fysieke structuur deed ze dit nadrukkelijk in relatie tot het voortdurende veranderende sociale leven op een plek. Zoals Borneo Sporenburg en IJburg laten zien kunnen diversiteit in woningtypen en bebouwing zorgen voor een aantrekkelijke wijk, maar dit kent ook zijn grenzen. Fysieke structuren op zichzelf creëerden dan ook nog geen duurzame stedelijkheid. Dit hangt in hoge mate samen met het leven op straat en wat er zich achter de zo mooi ontworpen gevels afspeelt. Echte stedelijkheid ontstaat pas als het hele gebruik gemengd is, dus niet alleen wonen maar ook winkels, cafés en kantoren, én als de wijk zich kan aanpassen aan de constant veranderende behoeften van de bewoners (zie ook Hulsman, 2003) .
Zowel Borneo Sporenburg als de eerste delen van IJburg zijn echter nog wijken die sterk gestoeld zijn op de artistieke idealen van hun planners en ontwerpers, waarin de bewoners als gasten worden beschouwd. Niemand lijkt zich afgevraagd te hebben wat stedelijkheid eigenlijk betekent en welke processen daarmee gepaard gaan, de nadruk ligt vooral op vormen van experimentele bebouwing. Dit mag onder de pioniers veel mensen hebben aangetrokken, het betekent niet dat de wijk duurzaam succesvol is.. Als er zich namelijk onverwachte ontwikkelingen voordoen, zoals het grote aantal gezinnen of overlast van jongeren, is er in de dichtgetimmerde plannen en bijzondere woningontwerpen letterlijk en figuurlijk geen ruimte om hier op in te springen. Een wethouder van stadsdeel Zeeburg omschreef IJburg daarom ooit als een olietanker waarvan elke bijsturing grote moeite kost. De eenmaal vastgelegde koers wordt niet ter discussie gesteld, ook al heeft het schip een heel andere lading gekregen.

Ten opzichte van de modernistische uitbreidingswijken is er echter wel wat veranderd.
Borneo Sporenburg en IJburg zijn niet vanuit één centrale positie maar door een meerderheid van partijen gezamenlijk gepland en gebouwd. Ook bewoners, mondig en slagvaardig als ze zijn, hebben een veel belangrijkere rol gekregen. In het bijzonder de eerste IJburgers tonen aan dat zij zeker in de beginfase cruciale actoren zijn. Zij zijn het die de wijk daadwerkelijk tot leven brengen en een succes maken.
Als planners, ontwerpers en bestuurders van stedelijke uitbreidingsgebieden dan ook iets van Jane Jacobs kunnen leren is het terughoudendheid. Het is belangrijk dat ze een visie hebben op de nieuwe wijk, maar uiteindelijk kunnen ze niet meer dan een context scheppen. Velen vinden dat dit afbreuk doet aan hun professionele status. Borneo Sporenburg en IJburg maken echter duidelijk dat het faciliteren van de (toekomstige) bewoners en het meebewegen met de sociale ontwikkelingen van een nieuwe wijk geen gemakkelijke taak is. Wat meer dienstbaarheid kan dan ook geen kwaad. Het maken van plannen waar mensen zich aan moeten aanpassen zou toch niemands beroep mogen zijn.

Bibliografie
Bosch, N. & J. Gadet (2002). Wonen op het KNSM-eiland. Amsterdam: Dienst Ruimtelijke Ordening.
Fainstein, S.S. (2005). Cities and diversity. Should we want it? Can we plan for it? Urban Affairs Review, 41(1), 3-19.
Hulsman, B. (2003). Oostelijke eilanden. Supervinex in Amsterdam. In: Oostelijk Havengebied Amsterdam. Stedenbouw en architectuur, pp. 201-205. Rotterdam: Nai Uitgevers.
Jacobs, J. (1961). The death and life of great American cities. New York: Vintage Books.
Karsten, L. & S. Blom (2002). Kind en carrière in de stad. Rooilijn 35(2), pp. 86-91.
Kompier, V. (1993). Bewoners van het Oostelijk Havengebied: blijvers en passanten. Een onderzoek naar de bewoners van Amsterdams nieuwste stadswijk. Amsterdam: Dienst Ruimtelijke Ordening.
Lupi, T. (2005). De mythe van het nieuwe land. Pionieren op IJburg. Stedebouw en ruimtelijke ordening, 87(6), 54-59.
Lupi, T., M. de Stigter-Speksnijder, L. Karsten, S. Musterd & L. Deben (2007). Leven in de buurt. Territoriale binding in drie Vinex-wijken. Amsterdam: Aksant.
Lupi, T. (2008). Buiten wonen in de stad. De maakbaarheid van IJburg. Amsterdam: Aksant.
Schepers, P.M. (1999). Wonen aan het IJ. Evaluatie van het KNSM-eiland. Amsterdam: Dienst Ruimtelijke Ordening.