Cahier 03 – Buurten maken

10 jaar buurten maken

Marc Reniers en Machiel Spaan

De afgelopen twintig jaar zijn er veel nieuwe wijken gebouwd buiten de stad. Met name naar aanleiding van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (1991) verrezen veel grootschalige nieuwbouwwijken aan de randen van bestaande steden en dorpen. Mede ingegeven door de recessie wordt de aanpak nu kleinschaliger en is er weer meer aandacht voor het schaalniveau van de buurt. M3H heeft de afgelopen tien jaar verschillende buurtjes ontworpen en gebouwd in zowel een landelijke als verschillende stedelijke situaties.

Wat is een buurt?

De achterliggende vraag bij deze ontwerpen is wat een verzameling gebouwen, straten en pleinen eigenlijk tot een buurt maakt. In tegenstelling tot een wijk, heeft een buurt meestal geen officiële status. De indeling in wijken staat beschreven in een gemeentelijke verordening, terwijl buurten vaak alleen in de volksmond bestaan. Het CBS1 definieert een buurt als volgt: ‘een onderdeel van een gemeente, dat vanuit bebouwingsoogpunt of sociaal-economische structuur homogeen is afgebakend’. Minder rationeel en meer op basis van beleving zou je een buurt kunnen beschrijven als een gebied binnen een stad of dorp dat door bewoners als een bij elkaar horend geheel wordt ervaren. Vaak wordt een gebied ook als buurt ervaren als er tussen bewoners bepaalde ongeschreven sociale regels gelden.

Maar er zijn meer aanleidingen om een gedeelte van een stad of dorp als een afzonderlijke buurt te ervaren. Ook geografische barrières zoals een spoorlijn, rivier of bos, kunnen een rol spelen. Daarnaast kunnen functies als winkels, scholen, speelplaatsen en parken een buurt ‘maken’, mits de bewoners ze binnen enkele minuten lopend kunnen bereiken. Ook de aanwezigheid van identiteitsdragers, zoals een park of een bijzondere functie, kan een gebied een herkenbare en onderscheidende identiteit verlenen. De naamgeving van straten met eenzelfde thema (vogelbuurt, componistenbuurt, etc) levert eveneens een bijdrage. Tenslotte kunnen ook politieke belangen een buurt maken. Als bewoners van een gebied een gezamenlijk belang hebben en daar met elkaar voor opkomen kun je spreken van een buurt. De grens van een buurt wordt dan bepaald door de omvang van zo’n belangencoalitie.

De tools van een ruimtelijk ontwerper beperken zich tot de fysieke parameters van de buurt, zoals de begrenzingen van het gebied, de aanwezigheid van ruimtelijke identiteitsdragers en de vormgeving van de bebouwing en de openbare ruimte. Ondanks het weinige gereedschap zijn de uitwerkingsvarianten en combinaties eindeloos. Maar welke leveren ruimtelijke kwaliteit op en hoe ontstaat een ‘goede buurt’? Volgens ons zijn hierbij vier onderwerpen van belang: context, identiteit, woonomgeving en bebouwingstypologie.

Context: verwevenheid met de omgeving

Een buurt is herkenbaar door een aantal eigen karakteristieken. Toch staat een goede buurt niet geheel op zichzelf maar is deze verweven met het omliggende gebied of het landschap. Een buurt maakt altijd deel uit van een groter geheel via infrastructuur, water- en groenstructuren of doorlopende ontginning- of verkavelingpatronen. Wij vinden dat je bij het ontwerpen van een nieuwe buurt deze verbindende elementen moet respecteren en herwaarderen. Het voortborduren op bestaande structuren helpt ons te ontsnappen aan de voorspelbaarheid van nieuwbouw. De historische artefacten, aanwezige toevalligheden en buurtoverstijgende structuren zijn een voedingsbodem voor goed verankerde stedenbouw en locatiespecifieke architectuur. Oplossingen die anders niet worden bedacht of geaccepteerd, krijgen hierdoor een overtuigende rationaliteit.

In de nieuwe door M3H ontworpen buurt aan de Tilburgse Piushaven is een verbinding gelegd tussen de grootschalige bebouwing langs het kanaal en de kleinschalige bebouwing in de achtergelegen wijk. De nieuwe buurt vormt een overgangszone tussen beide karakteristieken. In het gebied blijft een aantal karakteristieke, oude gebouwen behouden. Het ontwerp voorziet ook in een nieuwe voetgangersroute vanuit de kanaalzone door het nieuwe ‘doorwaadbare’ ensemble naar de bestaande wijk Hoogvenne. Op deze manier wordt het gebied een stepping stone in de verbinding tussen de Kanaalzone en het centrum van Tilburg.

Ons stedenbouwkundig plan voor honderd woningen in het Zeeweggebied in IJmuiden, zoekt nadrukkelijk aansluiting bij de omgeving. Aan de randen sluit het plan aan op de stedenbouwkundige morfologie van de omliggende buurten. Midden in het gebied zijn nieuwe collectieve plekken ontworpen die aansluiten op de hoftypologie van de bebouwing ten noorden van de buurt. Bestaande routes in de omringende gebieden worden in het plangebied met elkaar verbonden waardoor de nieuwe buurt verweven wordt met de omliggende wijken. Ook op een lager, architectonisch schaalniveau is aansluiting gezocht bij de IJmuidense context. De vormgeving van de nieuwe bebouwing refereert aan de typisch IJmuidense baksteengevels met houten invullingen, erkers en uitbouwen. Ook in het ontwerp voor een buurtje van negenendertig woningen met twee-onder-een-kappers en twee appartementengebouwtjes is nadrukkelijk aansluiting gezocht bij de omgeving. Het buurtje is het schakelstuk tussen het oude dorp Vijfhuizen en de nieuwe wijk Stellinghof. Middels een ‘kralensnoer’ van kleine pleintjes en parkjes worden het oude en nieuwe Vijfhuizen met elkaar verbonden. Het grootste park, ten zuiden van het door M3H ontworpen appartementengebouw, is het nieuwe dorpshart voor de braderie, het dorpsfeest en de picknick.

Identiteit: karakter en betekenis

Voor het optimaal functioneren van een buurt is het van belang dat bewoners zich met de buurt kunnen identificeren. Het moet hún buurt zijn. Bewoners zullen dan intensiever gebruik maken van hun woonomgeving en er ook de zorg voor dragen. Wie zich thuis voelt in zijn buurt, hoort ergens bij. Dit mechanisme van identificatie speelt op alle schaalniveaus: op dat van de buurt, van het woonblok, en van de woning. Daarom is het belangrijk om betekenisvolle plekken en gebouwen te ontwerpen. De bewoner moet verhalen over de buurt en de gebouwen kunnen vertellen, er trots op kunnen zijn en met eenvoudige aanwijzingen kunnen uitleggen waar hij woont.

Op het schaalniveau van de buurt kan een bijzondere inrichting van de directe woonomgeving of een bijzondere voorziening, zorgen voor identificatie. Een goed voorbeeld zijn de autovrije hofjes met speel- en zitplekken in het plan in IJmuiden. Deze hofjes vormen de centrale foyer van de buurt. Hier ‘kom je binnen’, ontmoet je de buren en spelen de kinderen. Op vergelijkbare wijze werkt het in de Nijmeegse Kriekengaard. In deze buurt biedt het centrale ovale plein met fruitbomen een ontmoetingsplek die het buurtje betekenis en identiteit geeft. De hofjes en het plein bieden zowel ontmoetings- en verblijfs-, als communicatieruimte. In de nieuwe buurt in Vijfhuizen is het dorpspark een betekenisvolle plek. Wonen in de nabijheid van dit groene dorpshart geeft status en maakt de bewoner betrokken bij de buurt.

Ook kunnen specifieke, in de architectuur geïntegreerde toevoegingen een bijdrage leveren. Het gaat dan bijvoorbeeld om karakteristieke elementen zoals erkers en schoorstenen, maar ook om zorgvuldig gekozen materialen. Deze bieden de mogelijkheid om de individuele woning te articuleren zodat de gemeenschappelijke uitstraling van de buurt en de individuele uitstraling van de woning met elkaar in balans zijn.

In veel projecten hebben wij samen met kunstenaars bijzondere en herkenbare ontwerpen gemaakt waardoor bewoners zich identificeren met hun gebouw. Zoals de gemetselde bloemmotieven op kopgevels van de bouwblokken aan de Wagenweg in Purmerend en de klok in de gevel aan het dorpspark in ons project in Vijfhuizen.

Ook op het kleinste schaalniveau van de woning moet je als ontwerper aanleidingen maken die ervoor zorgen dat bewoners de woonomgeving als de hunne ervaren. Voorbeelden hiervan zijn de robuust vormgegeven erfafscheidingen van de voortuinen in ons ontwerp voor het Kriekengaardplein te Lent en de margestrook langs de gevels van onze woningen in IJmuiden. De bewoners kunnen binnen deze kaders een eigen invulling toevoegen. Geveltuintjes, bankjes en potten tonen de individuele expressie van de bewoners en zorgen voor herkenbaarheid.

De woonomgeving: robuust en aantrekkelijk

Bij het ontwerpen van een buurt is de vormgeving van openbare ruimte minstens zo belangrijk als de vormgeving van de bebouwing. Het gaat om een integrale ontwerpbenadering waarbij het zorgvuldig vormgeven van zowel de gebouwen als de ruimte ertussen, het uitgangspunt is. Hierdoor gaan bewoners de openbare ruimte als onderdeel van hun domein beschouwen. Een goed ontwerp besteedt dus aandacht aan zowel de gebouwen als de openbare ruimte. Een openbare ruimte die gebruikt wordt door bewoners in verschillende levensfasen met verschillende leefstijlen. Naast de bewoners maken ook bezoekers en passanten gebruik van dezelfde ruimte – ieder met zijn eigen doel en op zijn eigen moment.

De openbare ruimte is dus gebaat bij een zorgvuldige en meerduidige inrichting, die verschillende manieren van gebruik mogelijk maakt. Aantrekkelijke verblijfsplekken met een goede verhouding tussen verharding en groen stimuleren gebruik en ontmoeting. Hierbij is de auto lang niet altijd een gewenste gast. Door het parkeren goed op te lossen is het mogelijk autovrije gebieden te ontwerpen met een goede ruimte- en gebruikskwaliteit.

Elkaar ontmoeten is belangrijk, maar er moet ook mogelijkheid zijn om elkaar te vermijden.3 Voor bewoners is de ‘identificatie met het eigen huis’ relevant voor de mate van gebruik van de woonomgeving. In een steeds diversere en pluriformere samenleving moet men zich ook kunnen terugtrekken. Hierbij is de kwaliteit van de privé-buitenruimte en van de overgangen tussen openbaar, collectief en privé van groot belang. Voor het goed functioneren van een woonomgeving is het belangrijk dat duidelijk is welke ruimte privé, collectief en openbaar is. Als tegenhanger van het gemeenschappelijke heeft iedere bewoner ook behoefte aan privacy, in de woning en in een eigen prive-buitenruimte, zodat hij ook de kans heeft om zich terug te trekken als hij dat wil. De maat, schaal, ligging en inrichting van deze ruimten moeten zorgvuldig afgestemd zijn op privé, collectief en openbaar gebruik.

Zo zijn de achtertuinen van de woningen in Lent groot en zeer privé; ook de voortuinen zijn groot genoeg om buiten te zitten maar minder privé. Doordat alleen bestemmingsverkeer op het hofje komt, zijn de straten zeer rustig. Zowel de straten als het collectieve ovale groengebied in het centrum zijn bij uitstek geschikt als kinderspeelplek en ontmoetingsruimte.

De autovrije hoven in onze woonbuurt in IJmuiden zijn aantrekkelijke plekken om te verblijven, te spelen en om een praatje met de buren te maken. Maar ook de passant is er welkom. Het parkeren is in het bouwblok opgelost. Er is een collectieve parkeervoorziening aan de noordzijde van ieder blok ontworpen. De woningen vouwen zich om deze stalling heen en hebben een groot, goed bezond terras op een dek boven de parkeerplaatsen. Door deze ‘verborgen’ parkeeroplossing zijn de al genoemde hoven autovrij en bieden ze mooie, rustige verblijfsplekken.

In de Parkbuurt in Almelo zijn alle woningen direct gelegen aan groene scheggen die verbonden zijn met het Noorderpark. Hierdoor ligt iedere woning direct aan het groen en hebben de bewoners direct toegang tot het park, dat voor iedereen – kinderen, ouders en senioren – ruimte biedt. Het parkeren is volledig op eigen terrein, achter in de tuinen van de woningen bedacht. Deze parkeerplaatsen zijn via een binnenstraat toegankelijk. Iedere kavel heeft naast een ruime tuin ruimte voor een berging en twee auto’s.

In het stedenbouwkundig plan voor Heesterveld in Amsterdam Zuidoost grenzen alle woningen aan het water dat als een collectieve recreatieve zone is ontworpen. Door het water zijn de overgangen tussen openbaar en privé heel duidelijk. Het parkeren is zoveel mogelijk op eigen terrein voorzien. De ontsluitingsstraat is de collectieve zijde van de woning, de tuinzijde is geheel privé.

Typologie: diversiteit versus samenhang

Homogeniteit zorgt in een buurt voor sociale samenhang en herkenbaarheid, maar moet niet doorslaan in massaliteit en saaiheid. Diversiteit zorgt voor levendigheid maar kan ook leiden tot een rommelig, ongedefinieerd karakter waar niemand zich meer in herkent. In een goede buurt is er een afgewogen balans tussen samenhang en diversiteit. In iedere buurt ontwerpt M3H woningtypologieën die passen bij doelgroepen en stedenbouwkundige context. Daarnaast moeten de woontypologieën uiting kunnen geven aan de individualiteit van de bewoners. Als de bewoner zijn woning naar zijn hand kan zetten, kan hij ook hieraan zijn identiteit ontleden. Een eigen indeling van de woning of een aanbouw of erker aan de woning, maakt het huis persoonlijk en geliefd.

In Vijfhuizen zijn aanbouwen en dakterrassen aan de tuinzijde van de woningen bij aanvang mee ontworpen. Deze kunnen bij de bouw van het huis maar ook in een later stadium eenvoudig aan het huis toegevoegd worden. Ook in IJmuiden zijn aan de binnenzijde van het bouwblok verschillende uitbreidingen mogelijk: een uitbouw, extra terras of een dakkapel. In dit plan zijn ook aan de straatgevel naar eigen keuze ‘accessoires’ aan het huis toe te voegen. Binnen het bakstenen kader van de gevel, kan iedere bewoner zijn eigen invullingen kiezen uit een catalogus van elementen: een enkele of dubbele erker, een balkon of een luifel en combinaties hiervan. Daarnaast zijn de houten invullingen in verschillende op elkaar afgestemde kleuren mogelijk. Dit geeft iedere bewoner de kans zich zijn huis eigen te maken.

In het plan voor Heesterveld zijn twee basishuizen ontworpen: een drive-in dijkwoning en een doorzon dijkwoning. Beide woningen zijn middels een groot aantal opties aan te passen aan de wensen van de individuele bewoner. Zo ontstaat een rijk palet aan verschillende woningen die, doordat ze in dezelfde stijl gebouwd zijn, toch een eenheid vormen.

De appartementengebouwtjes in Vijfhuizen hebben een flexibele, vrij indeelbare plattegrond. Rondom een kern met de voorzieningen (badkamer, keuken en berging) is de rest van de woning vrij in te delen. Doordat alle woningen op een hoek liggen, zijn er altijd grote ramen naar twee zijden, waardoor de opdelingsmogelijkheden van het huis nog eens worden vergroot. De appartementen zijn hierdoor heel flexibel en in de toekomst eenvoudig aan te passen aan nieuwe bewonerswensen.

Bij de appartementgebouwen in het plan Piushaven in Tilburg is de vrijheid van de toekomstige bewoner nog groter. De gebouwen zijn slimme casco’s waarin de ontsluiting en de leidingen zo zijn gepositioneerd dat de lege verdiepingen op veel verschillende manieren invulbaar zijn. Zo kunnen ook de woningscheidende wanden op verschillende plaatsen staan. De compacte appartementengebouwtjes kunnen door deze opzet zowel zestien kleine (55m2) als acht grote (110m2) appartementen bevatten. Ook zijn tussenvormen van 80 m2 mogelijk.

Het maken van een buurt

Bij alle vier de onderwerpen gaat het om de balans tussen generiek en specifiek. Het is het zoeken naar de juiste verhouding tussen meer algemene, gemeenschappelijke waarden en karakteristieke of individuele waarden. De beleving van de bewoners en omwonenden is hierbij uitgangspunt.

Een buurt moet verbonden zijn met de omliggende gebieden en structuren, dit zorgt voor dynamiek en levendigheid, maar een buurt moet ook eigen ‘plekken’ hebben waar de buurt en haar bewoners zich op oriënteren. Een buurt heeft baat bij een eigen identiteit die geïnspireerd is op de karakteristiek van de locatie, herkenbaar en onderscheidend als ruimtelijke eenheid, zonder een dissonant te zijn. Naast architectonische vormgeving speelt de schaal van de gebouwen en de balans tussen individuele en collectieve uitstraling hierbij een belangrijke rol. Een buurt is vooral ook een woonomgeving. De ruimte tussen de gebouwen is een cruciale ontwerpopgave. Overgangen tussen privéruimten en collectieve of openbare ruimten moeten zorgvuldig worden vormgegeven. Door de auto een duidelijke plek te geven, worden andere plekken vrijgespeeld. Hierdoor ontstaat er ontmoeting-, verblijf-, en communicatieruimte. Er is ruimte voor kinderen om te spelen en ouderen om te verblijven. Tenslotte bevat iedere buurt een goede mix aan woontypologieën. Diversiteit zorgt voor levendigheid maar de (sociale) samenhang mag niet in gevaar komen. Ook in de woningen zelf gaat het om het spel tussen specifiek en generiek. Op welke efficiënte en economische manier kunnen de woningen de gewenste diversiteit en individuele woonwensen faciliteren?

Bij deze opgaven is het luisteren naar en samenwerking met alle partijen van groot belang: niet alleen de architect, de stedenbouwkundige en de landschapsarchitect werken samen, maar ook de opdrachtgever, de gemeente en de (toekomstige) bewoners zijn belangrijke partners in het proces. Juist ook in een tijd waar de antwoorden niet altijd voorop de tong liggen, is het belangrijk en nuttig om samen te zoeken naar de juiste balans tussen generieke en specifieke randvoorwaarden en uitgangspunten voor een nieuwe woonbuurt.